Studiekostenbeding vaak aanleiding voor onnodige conflicten tussen werkgevers en werknemers
Over het studiekostenbeding ontstaan in de arbeidsrechtpraktijk zeer regelmatig geschillen tussen werkgevers en werknemers. En vaak ontstaan die geschillen pas bij de eindafrekening (het einde van de arbeidsovereenkomst).
Zaak dus voor werkgevers en werknemers om reeds voorafgaande aan de totstandkoming van de afspraken over de studiekosten te weten waar je op moet letten en te weten hoe je de afspraken moet interpreteren teneinde onnodige en kostbare discussies/conflicten te voorkomen.
‘Het belang van goed vastleggen afspraken studiekosten en juiste kennis over rechtspositie’
Het belang van goed vastleggen van afspraken over de studiekosten en de juiste kennis over de rechtspositie van partijen, kan het beste worden verduidelijkt aan de hand van het recente vonnis van de rechtbank Gelderland d.d. 2 september 2020 (gepubliceerd op 1 oktober 2020).
De kantonrechter oordeelt -zakelijk weergegeven- dat werknemer weliswaar recht heeft op de bij dagvaarding ingestelde vordering op de werkgever, maar dat het onverlet laat dat werkgever (bevrijdend) mocht verrekenen uit hoofde van het studiekostenbeding.
Er is een terugbetalingsregeling van toepassing en er moet naar evenredigheid worden terugbetaald in relatie tot de gevolgde cursussen en de duur van de arbeidsovereenkomst via een afbouwregeling. Partijen hadden een tijdspanne afgesproken van vier jaar waarbinnen de werkgever wordt geacht baat te hebben van de door werknemer tijdens de opleiding verworven kennis en vaardigheden.
‘Rechtsgeldigheid studiekostenbeding’ en ‘verrekening’
De kantonrechter legt in gewezen vonnis stap voor stap helder uit via met name r.o. 2.2 t/m 2.8 wanneer werkgever het recht op ‘verrekening’ toekomt door eerst te bepalen of het studiekostenbeding ‘rechtsgeldig’ is. Daarbij toetst de kantonrechter aan de criteria van de Hoge Raad van 10 juni 1983 (HR 10 juni 1983, NL 1983, 796, Muller / Van Opzeeland):
2.2.
Zoals reeds in het tussenvonnis is overwogen, is tussen partijen niet in geschil dat -gedaagde- een deel van de eindafrekening, een bedrag van € 1.888,59 netto, aan -eiser- onbetaald heeft gelaten. De door -eiser- gevorderde hoofdsom ligt derhalve in beginsel voor toewijzing gereed. -gedaagde- heeft echter aangevoerd dat zij niet gehouden is het resterende deel van de eindafrekening aan -eiser- te voldoen, omdat zij dit bedrag mocht verrekenen met een openstaande vordering op -eiser-. Deze vordering betreft allereerst een bedrag van € 3.558,68 aan studiekosten die -eiser- op grond van het studiekostenbeding aan -gedaagde- zou moeten terugbetalen. Deze tegenvordering wordt door -gedaagde- in deze procedure opgevoerd als een (bevrijdend) verrekeningsverweer.
Rechtsgeldigheid studiekostenbeding
2.3.
Voor het oordeel of aan -gedaagde- een recht op verrekening toekomt, moet allereerst worden beoordeeld of het tussen partijen in artikel 19 van de arbeidsovereenkomst opgenomen studiekostenbeding (r.o. 2.2. tussenvonnis), rechtsgeldig is. Volgens -eiser- voldoet deze regeling niet aan de eisen zoals geformuleerd in het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 1983 (HR 10 juni 1983, NL 1983, 796, Muller / Van Opzeeland). -gedaagde- heeft dit gemotiveerd betwist.
2.4.
In voornoemd arrest heeft de Hoge Raad een aantal voorwaarden gesteld voor de rechtsgeldigheid van een terugbetalingsverplichting voor loon over de periode waarin een opleiding is gevolgd. Volgens vaste rechtspraak kunnen deze door de Hoge Raad geformuleerde criteria ook worden toegepast op bedingen die betrekking hebben op terugbetaling van de aan een opleiding verbonden kosten die door de werkgever zijn betaald. Daarvan is in het onderhavige geval sprake.
2.5.
De kantonrechter stelt vast dat het in artikel 19 opgenomen studiekostenbeding een tijdspanne bevat binnen welke tijd de werkgever wordt geacht baat te hebben van de door de werknemer tijdens de opleiding verworven kennis en vaardigheden, namelijk vier jaar. Ook bepaalt het beding dat -eiser-, indien de arbeidsovereenkomst tijdens of na afloop van de opleiding wordt beëindigd, de kosten over die periode dient terug te betalen. Tot slot bevat het beding een afbouwregeling waarbij de terugbetalingsverplichting vermindert naar evenredigheid met het voortduren van de arbeidsovereenkomst na afronding van de opleiding. Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet het beding daarmee aan de door de Hoge Raad in haar arrest van 10 juni 1983 vastgestelde criteria. Dat de afbouwregeling een periode van vier jaar beslaat in plaats van drie jaar, zoals door -eiser- is aangevoerd, doet aan de rechtsgeldigheid van het beding niet af. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het tussen partijen gesloten studiekostenbeding rechtsgeldig is overeengekomen.
Terugbetaling studiekosten
2.6.
Vervolgens moet worden beoordeeld of -eiser- op grond van het studiekostenbeding gehouden is de door -gedaagde- ten behoeve van -eiser- gemaakte studiekosten terug te betalen.
2.7.
Op grond van artikel 19 van het studiekostenbeding dient een medewerker zijn medewerking te verlenen aan het volgen van opleidingen en cursussen, die door de werkgever noodzakelijk worden geacht voor het goed vervullen van de functie en die voor rekening van de werkgever zullen zijn. Voorts is bepaald dat indien het dienstverband binnen twee, drie of vier jaar na het volgen van de opleiding of cursus eindigt, de kosten hiervan (deels) moeten worden terugbetaald door de werknemer.
2.8.
-eiser- stelt in de dagvaarding dat hij de opleidingen op verzoek van -gedaagde- heeft gevolgd omdat dit gewenst- c.q. noodzakelijk was voor de juiste uitoefening van de onderneming van -gedaagde-. Bovendien heeft -eiser- erkend dat hij zelf heeft verzocht om de opleiding ODB op kosten van -gedaagde- te volgen. Dat deze cursus door -eiser- in de avonduren is gevolgd, is voor de terugbetalingsverplichting niet van belang. In het studiekostenbeding is ten aanzien van het moment waarop de cursus wordt gevolgd geen voorbehoud gemaakt. Evenmin is van belang is of de gevolgde opleidingen enkel -gedaagde- hebben gediend en mogelijk niet de marktwaarde van -eiser- hebben verhoogd, zoals door -eiser- is aangevoerd. Dit is ook niet als voorwaarde voor terugbetaling in het studiekostenbeding opgenomen.
Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan de eerste voorwaarde van het beding dat sprake moet zijn van cursussen die noodzakelijk waren voor het goed vervullen van de functie door -eiser- binnen de onderneming van -gedaagde-.
Rechtsbijstand c.q. juridisch advies nodig?
Wilt u een vergelijkbare of andere arbeidsrechtelijke kwestie (bijvoorbeeld ontslag/ontslagdreiging) aan Orange Legal voorleggen of kent u iemand binnen uw netwerk die juridisch advies of procedurele rechtsbijstand op prijs stelt?
Orange Legal is volledig gespecialiseerd in arbeidsrecht, heeft arbeidsrechtelijke expertise opgedaan in de top 15 van de advocatuur, is initiatiefnemer van Q & A Arbeidsrecht (een groep met meer dan 1.000 arbeidsrechtprofessionals) en voert al vele jaren procedures voor werkgevers en werknemers. Stuur gerust vrijblijvend een e-mail naar info@orangelegal.nl of stuur een P.M. naar Floris Zwartkruis.